22 April 2017

Eerste autochtone vondst van de gladde kiezelkrab - Ebalia tumefacta - in het Nederlands kustgebied

Gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab), Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Summary: On 20 March this year I found a Bryer's nut crab, Ebalia tumefacta while diving in the Grevelingenmeer in the Netherlands at 13 meters depth. It is the first record of the species as native. All past records regard specimens that were washed ashore, bycatch on fishing vessels or specimens dredged at the North Sea for scientific research.

This is a post in Dutch. I have listed names in English, if available, beneath the photo's as (EN:..). And of course you can use Google translator.



Op 20 maart vond ik al duikend in het Grevelingenmeer bij Den Osse - Nieuwe Kerkweg op een diepte van 13 meter een zeer bijzonder krabbetje: de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta. Voor zover bekend is deze krabbensoort niet eerder autochtoon in ons kustgebied aangetroffen.

Gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) op de slib-zandbodem 
van Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017.

De vondst
Je moet soms ook een beetje geluk hebben. Omdat het windkracht 6 uit het zuidwesten was en de Zoetersbout waar we oorspronkelijk wilden gaan duiken, nogal troebel oogde, besloten we naar Den Osse - Nieuwe Kerkweg te gaan. Ik wilde daar op zoek gaan naar onder andere de pluimworm, Pherusa plumosa (klik hier voor mijn bericht over die worm). Zouden die zich, na het afsterven in september 2016 vanwege zuurstofgebrek, opnieuw gevestigd hebben? De wormen vond ik niet, maar in plaats daarvan wel een klein krabbetje, dat ik herkende van plaatjes en van meldingen als zeldzame strandvondst.


Onderzijde van de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab), 
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Vorm
De gladde kiezelkrab is een kleine krabbensoort: 10 mm is de maximale grootte voor een mannetje (gemeten naar de breedte van het rugschild). Het nu gevonden mannetje is een fractie kleiner: 9,8 mm breed en 9 mm lang. Het vrouwtje, dat in tegenstelling tot de meeste andere krabbensoorten iets groter wordt dan het mannetje, kan tot 13 mm breed worden. Zo op het eerste gezicht lijkt het krabbetje ruitvormig, maar als je beter kijkt is het rugschild meer achthoekig.

Waar het vrouwtje vrij glad oogt – vandaar 'gladde' in de naam – is het oppervlak van het mannetje korrelig (zie onder andere foto boven).

Op de foto's kun je ook zien dat het staartstuk (abdomen) van het vrouwtje (foto onder) zoals gewoonlijk groter is dan dat van het mannetje (foto boven). Daardoor kan zij in verhouding meer eitjes vasthouden onder haar staartstuk.

Boven- en onderzijde van een vrouwtje van de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab), 
Texel, tussen strandpaal 12.3 en 9, Nederland, 26-7-2003 (in vitro). Foto: © Rien de Ruijter

Het rugschild is opmerkelijk gebocheld, zoals op de foto hieronder goed is te zien. De plaats en de vorm van de bochels zijn determinatiekenmerken, evenals het feit dat het rugschild bij deze soort iets breder dan lang is in vergelijking met de andere uit het Noordzeegebied bekende Ebalia-soorten. In het boek 'De Krabben van Nederland en België' van Hans Adema (1991) worden de bochels 'verhevenheden' genoemd en bij mannetjes 'iets meer op wratten gelijkend'. Hoewel ik het lastig vind om uiterlijke kenmerken te omschrijven, lijkt gebocheld mij toch meer van toepassing. De quasimodo kiezelkrab zou als Nederlandse naam niet misstaan, maar dat geldt eigenlijk voor veel soorten kiezelkrabben.

Het rugschild van de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) is opmerkelijk gebocheld,
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Kleur
Adema (1991) omschrijft de kleur van gladde kiezelkrabben als 'roodachtig, vlees- of crèmekleurig, met rode vlekken; soms is het rugschild geheel gemarmerd'. Opmerkelijk zijn de zwarte vlekjes op het gevonden exemplaar, met name rondom de 'kop' en op de kaakpoten (foto onder). Die doen sterk denken aan de vlekjes waarmee de zuiderzeekrab, Rhithropanopeus harrisii bezaaid is. Adema (1991) schrijft daarover dat het gaat om eencellige algen en dat ze ontbreken op de vingers (de uiteinden van de schaarpoten) door veel gebruik. Dat zou ook kunnen kloppen bij dit krabbetje: met name aan de achter-onderzijde, ontbreken ze (zie de eerdere foto van de onderzijde van het krabbetje). Dat is de plaats waar het dier met name in aanraking komt met de bodem als hij zit en bij het ingraven en waar het dus makkelijker slijt.

De zwarte vlekjes op de 'kop' van de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) zijn waarschijnlijk eencellige algenDen Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Biotoop
Ik vond het krabbetje overdag zittend op de bodem op een diepte van 13 meter. In de literatuur (o.a. Adema, 1991) wordt gemeld dat hij leeft op harde bodems met stenen, schelpgruis, kiezel, grof zand en in mindere mate op fijner zand, modder en klei. In dit geval was het meer een slib- dan zandbodem en al helemaal geen schelpgruis dat uit grovere stukjes bestaat. Dat was maar goed ook, want zelfs als hij zich niet had ingegraven, had ik hem door zijn beperkte afmetingen, vorm en kleur – als kiezeltje – waarschijnlijk niet gevonden tussen schelpgruis. Wat betreft de diepte, komt de soort voor van de getijdenzone tot een diepte van 155 meter; in de zuidelijke Noordzee op diepten van 20 tot 40 meter (Adema, 1991).

Ondanks al het licht dat ik op hem richtte, groef hij zich niet in. Opmerkelijk voor een nachtdier. 
Gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab), Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017. 

Gedrag
Er blijkt weinig over het gedrag van kiezelkrabben bekend. In de literatuur wordt vermeld dat het om een nachtdier gaat. Gezien het formaat en daarmee hun kwetsbaarheid, ligt een nachtelijk leven ook voor de hand. Opmerkelijk is dat het krabbetje zich niet had ingegraven (tijdstip vondst rond 14.00 uur). Daarbij was hij niet schuchter: ondanks al het licht dat op hem was gericht, bleef hij rustig zitten. Van marien bioloog Marco Faasse ontving ik een email, waarin hij liet weten dat hij een keer duikend in Schotland een gladde kiezelkrab had gevonden: ook overdag en op een soortgelijke bodem.

Beggiatoa-zwavelbacteriën, de witte draden, Dreischor-Gemaal, Nederland, 15-8-2016.

Gerard Heerebout deed naar aanleiding van een artikel van Riedel (2014) de suggestie dat het krabbetje mogelijk vanwege zuurstofgebrek bovenop de bodem is gaan zitten. Wat de reden ook mag zijn dat hij zich onbeschermd op de bodem bevond, het kan haast niet vanwege zuurstofgebrek zijn: het water was 8º (koud water is zuurstofrijker), er was op dat moment nog geen spronglaag (zie verderop) en er was nog geen 'schimmel', Beggiatoa-zwavelbacteriën (foto boven) op de bodem te zien. Daarbij blijkt het dier zich - in ieder geval in gevangenschap - niet diep in te graven; de voorzijde van zijn ‘kop’ steekt net iets boven het zand uit.


Gat in de bodem waarbij de zeer dunne kokers van slikkokerwormen (Polydora-soorten) zichtbaar zijn,
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017. 
NB. het ingegraven krabbetje is niet de gladde kiezelkrab, maar de penseelkrab, Hemigrapsus takanoi. 

Voedsel
Op de plaats waar het krabbetje zich bevond, zag ik veel buizen van wormen, met name van Slikkokerwormen - ook Tweedraadkokerwormen genoemd - Polydora-soorten (foto boven). Zeer waarschijnlijk staan die hier op zijn menu. Bij het fotograferen van het krabbetje in een cuvette, heb ik hem slingerwormen, Tubifex, een zoetwatersoort voorgezet. In eerste instantie had hij geen interesse, maar na een paar minuten begon hij daar toch van te eten (foto onder).

De gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) verorbert een slingerworm (Tubifex)
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Sinds 19 april eet hij ook van kleine stukjes mosselvlees, Mytilus edulis die ik pal voor zijn kaakpoten leg; hij pakt het zelf niet actief aan met zijn schaarpoten. Hij eet er gulzig van: wolkjes eiwitresten van door zijn kaakpoten fijngehakt mosselvlees worden door hem weggeblazen. In de bodem van het Grevelingenmeer gaan ook kleine tweekleppige schelpen schuil, zoals de glanzende dunschaal, Abra nitida, die in monsters op die diepte zijn gevonden en daar regelmatig als doublet - dat wil zeggen leeg maar met de schelpklepjes nog aan elkaar vast - op de bodem te vinden zijn (foto onder). Het is dan ook aannemelijk dat tweekleppigen op het menu staan.

In Riedel (2014) wordt van de ruwe kiezelkrab, Ebalia tuberosa (daarover later meer) gemeld, dat de soort leeft van kleine wormen (Annelida) en kreeftachtigen, maar ook van (bijna) dode organismen.
Het gevonden krabbetje at tot op heden niet van stukjes vis, garnaal en aasgarnaal.

Doublet van de Vensterglasschelp, Theora lubrica - Glanzende dunschaal, Abra nitida
Dreischor-Gemaal, Nederland, 15-8-2016 (zie rectificatie onderaan dit bericht)

In vitro
In gevangenschap is het krabbetje in het algemeen erg inactief. Bij het fotograferen op 21 maart was hij nog redelijk actief. Op 22 maart bij het fotograferen in een cuvette was hij zeer actief; hij leek zich daarin op zijn gemak te voelen. Zoals gemeld at hij die dag van Tubifex en ook heeft hij zich toen zeker 15 minuten bezig gehouden met poetsen. Met zijn schaarpoten maakte hij zijn kaakpoten, ogen en antennes schoon (foto's onder) en priegelde hij met zijn looppoten langs zijn lijf. Dat was leuk om te observeren! Bij het eten van stukjes mosselvlees zijn alleen zijn kaakpoten zichtbaar actief.

De gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) poetst met zijn schaarpoten zijn kaakpoten, 
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Sindsdien zit hij - afgezien van het eten van mosselvlees (zie Voedsel) - dagenlang ingegraven. Hij verblijft in een koelkast in een glazen schaal met een laag water van circa 2 cm en een laag zand-schelpgruis waarin hij zich helemaal kan ingraven. De watertemperatuur is 13º. Elke dag wordt circa 80% van het water ververst. De schaal kantel ik zo nu en dan, zodat het water niet zuurstofloos raakt. Als het krabbetje door de waterbeweging bovenop het zand komt te liggen of als ik hem uit het zand heb gehaald om hem wat te eten te geven, graaft hij zich vaak pas na zo'n 10 minuten in. 

Zoals ook in de literatuur wordt beschreven, trekt hij zijn poten stijf tegen zijn onderlijf aan en drukt zich tegen de bodem, als hij wordt verstoord. Als aanvulling daarop: komt hij ondersteboven te liggen, dan blijft hij eerst even met zijn poten tegen zijn lijf - als voor dood - liggen.

Vanaf eind april is hij actiever geworden en loopt hij regelmatig rond (in het donker want geen licht in de koelkast). Binnenkort verhuist hij naar een andere koelkast, waar wel licht en beluchting zal zijn. Het licht zal dan zo'n 14 uur aan staan. Ik ben benieuwd of hij straks ook in het licht of alleen in het donker actief blijft.

Adema (1991) haalt een interessante studie aan naar de voortplanting van de ruwe kiezelkrab. Het volgende zal naar ik aanneem ook van toepassing zijn op de gladde kiezelkrab: 'Bij deze soort is de vervelling waarbij de dieren sexueel volwassen worden, de zogenaamde puberteitsvervelling, de laatste. Na deze vervelling konden enkele dieren nog twee jaar in een aquarium in leven gehouden worden.'

De gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) poetst zijn antennes, 
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Verspreiding en meldingen
Gladde kiezelkrabben zijn – voor zover bekend – tot nu toe niet in onze kustwateren gevonden door duikers. Wel is de soort bekend uit dieper water in de Noordzee; aangetroffen tijdens vangtochten voor wetenschappelijk onderzoek en als bijvangst van de visserij. Daarnaast is de soort ook bekend uit aanspoelsel aan de Noordzeekust. De soort komt verder voor van Zuid-Noorwegen tot Noordwest-Afrika en in de Egeïsche Zee (Türkay, 2015), maar niet in de rest van de Middellandse Zee. Op internet vond ik wel een foto van een gladde kiezelkrab op Natuurlijk mooi van Anne Frijsinger en Mat Vestjens uit de Adriatische Zee, maar waarschijnlijk is dat Ebalia edwardsii, een andere soort kiezelkrab.

In Adema (1982 & 1991) wordt gemeld dat bij onderzoek door het NIOZ (Nederlands Instituut voor het Onderzoek der Zee) tussen 1972 en 1976, waarbij met een fijnmazig net werd gevist, de soort algemeen werd aangetroffen in de zuidelijke Noordzee. Ook in 2016 werd de gladde kiezelkrab bij dergelijke vangtochten in de Noordzee gevonden (pers. meded. Marco Faasse).

Bij visserij wordt het dier zelden gevangen, vanwege de in verhouding te grote maaswijdte van de netten. Aangespoeld is het krabbetje zeldzaam. In het Centraal Systeem van de Strandwerkgemeenschap - waar net als bij Stg. ANEMOON vondsten worden gemeld en geregistreerd – zijn 23 exemplaren gemeld, waarvan 19(!) exemplaren in 1953, het jaar van de Watersnoodramp. Bij Stg. ANEMOON is één melding gedaan. Alle meldingen zijn van de Noordzeekust van Scheveningen tot Texel. Van geen van de exemplaren wordt vermeld of het om een vrouwtje of een mannetje gaat. Maar op de foto van het enige exemplaar dat levend is aangespoeld op Texel in 2003 (zie eerder in dit bericht de foto van een vrouwtje met boven- en onderaanzicht van Rien de Ruijter), blijkt het om een vrouwtje te gaan. Zie hieronder een overzicht van de meldingen van de gladde kiezelkrab.


Het is bij zulke kleine aantallen vondsten al erg bijzonder om als duiker een kiezelkrab te vinden. Het Grevelingenmeer als vindplaats is al helemaal uitzonderlijk. Het gaat tenslotte om een soort die leeft in de Noordzee en de hoeveelheid zout water die door de inlaat van de Brouwersdam binnenkomt, is zeer beperkt. De gevonden gladde kiezelkrab moet hier als vrijzwemmende larve terecht gekomen zijn; hij kan onmogelijk vanuit de Noordzee naar de vindplaats zijn gelopen. De kans dat zich in het Grevelingenmeer een populatie heeft ontwikkeld of gaat ontwikkelen, is jammer genoeg niet erg groot: de afgelopen jaren sterft laat in de zomer alles beneden een diepte van circa 10 meter af, vanwege een spronglaag die het water beneden die diepte zuurstofloos maakt (zie een NatureToday-bericht van 4-8-2013 daarover).


Boven- en onderzijde van ruwe kiezelkrab, Ebalia tuberosa (EN: Pennant's nut crab), Olifantsputje bij ‘de Hammen’ ter hoogte van de Flaauwers Inlaag, Kor & Bot-tocht, Nederland, 5-9-2015 (foto: © Freddy van Nieulande)  

Soortgenoten
Je zou eerder een vondst van de gladde kiezelkrab in de Oosterschelde verwachten; via Neeltje Jans stromen dagelijks miljoenen liters zeewater heen en weer. In het boek ‘Zeefauna in Zeeland deel 2: Kreeften, krabben en garnalen’ van Leewis e.a. (2010) wordt wel ‘een enkele vondst uit de Oosterscheldemond’ gemeld van de verwante ruwe kiezelkrab, Ebalia tuberosa. Het gaat daarbij waarschijnlijk om de vondst van 11 september 1999 van een levend exemplaar dat is opgevist bij een ‘Kor en Bot-tocht’ in de Oosterschelde in de omgeving van de Flaauwers Inlaag op 50 meter diepte. Op 5 september 2015 zijn op die locatie nog twee ruwe kiezelkrabben opgevist (foto boven). En zeker het vermelden waard: er is op 23-10-1999 door duikers een ruwe kiezelkrab aangetroffen bij een mosselkwekerij in Bruinisse! Zie hieronder een overzicht van de meldingen van de ruwe kiezelkrab.


Overigens is er nog een derde soort kiezelkrab bekend van de Nederlandse kust: de kleine kiezelkrab, Ebalia cranchii.


Kleine kiezelkrab, Ebalia cranchii (EN: Cranch's nut crab), beide IJmuiden vissershaven, 
Nederland, links: 15-11-2003, rechts: 4-6-2005 (foto's: © Rien de Ruijter)

Daarvan zijn bij het Centraal Systeem en Stg. ANEMOON in totaal zeven (dode) exemplaren gemeld, waarvan twee op het dek van een vissersboot (foto onder), vier aangespoeld en één als vangst op de Noordzee. Zie hieronder een overzicht van de meldingen van de kleine kiezelkrab.


Het is jammer dat veel van de meldingen van vondsten van deze toch zeldzame krabben tamelijk onvolledig zijn. Was het dier levend of dood? Een mannetje of een vrouwtje? Dat laatste is aan zowel het rugschuld als aan het staartstuk goed te zien. In dat verband: het is opmerkelijk dat ook bij tekeningen en foto's in wetenschappelijke publicaties dat laatste vaak niet wordt gemeld!

Grevelingenmeer
Hoewel de Oosterschelde soortenrijker is en daarmee voor veel duikers - ook voor mij - favoriet, blijkt opnieuw dat je ook in het Grevelingenmeer bijzondere soorten kunt vinden! Zie het NatureToday bericht over de groene rolsprietslak, Placida dendritica en mijn blogbericht over de pluimworm, Pherusa plumosa. Het is te hopen dat er een grotere doorlaat komt in de Brouwersdam en daarmee meer stroming, zodat de genoemde spronglaag achterwege blijft en het leven beneden de 10 meter intact blijft. Dan zouden we in de toekomst misschien regelmatig kunnen genieten van gladde kiezelkrabben.


De schaarpoten van de gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta (EN: Bryer's nut crab) in detail, 
Den Osse - Nieuwe Kerkweg, Nederland, 20-3-2017 (in vitro).

Ten slotte
Vaak wordt mij de vraag gesteld: hoe vind je zo’n klein dier en hoe weet je meteen dat het om iets bijzonders gaat? Het antwoord op de eerste vraag is: door intensief zoeken en goed – vaak van heel dichtbij - kijken en door te leren waar je bepaalde soorten kunt vinden. Daarbij is de kans groter dat je iets (bijzonders) vindt, als je vaak duikt, stenen keert of strandjut.
Om eerlijk te zijn: meestal ga ik niet op zoek naar een specifieke soort. Ik ben geïnteresseerd in alle soorten zeefauna en -flora, dus goed kijken levert mij toch al vaak een bijzondere krab, worm, naaktslak of wat dan ook op. En zoals ik al schreef: je hebt ook een beetje geluk nodig.

Het antwoord op de tweede vraag is: regelmatig tekeningen en foto’s in boeken bekijken. Of het moderne equivalent: op internet bepaalde websites afstruinen en Facebook-groepen volgen van bijvoorbeeld Stg. ANEMOON en Crustacea of the NE Atlantic & NW Europe. Dan worden die soorten vanzelf in je geheugen geëtst, waardoor je een soort makkelijker als iets bijzonders herkent.

Dieren verzamelen?
Zoals je hebt gelezen en gezien, heb ik het krabbetje in gevangenschap gefotografeerd ('in vitro' bij de foto's betekent letterlijk vertaald 'achter glas', dus in gevangenschap in een glazen bak of schaaltje, zoals in een laboratorium) en dus verzameld. Ik heb als duiker een ontheffing om zeedieren en -wieren te verzamelen voor onderzoek en educatieve doeleinden. Overigens zet ik de meeste dieren bij een volgende duik weer terug in zee. Het is normaal gesproken niet de bedoeling dat je als duiker dieren verstoort, laat staan meeneemt.

Meld jouw vondsten!
Hierbij meteen een oproep om vondsten door te geven aan Stg. ANEMOON of de Strandwerkgemeenschap. Via het MOO-project (Monitoringproject Onderwater Oever) van Stg. ANEMOON kun je op een systematische manier meldingen doorgeven. Zoals op de website vermeld: ‘Op deze manier wordt inzicht verkregen in de verspreiding, trends en seizoenspatronen van ruim 150 karakteristieke soorten.’ Wil je daar niet aan meedoen, maar wil je wel bijzondere vondsten doorgeven, doe dat dan bij het genoemde CS van de Strandwerkgemeenschap. 

Dank
Met dank aan Adriaan Gmelig Meyling (Stg. ANEMOON), Rien de Ruijter (Strandwerkgemeenschap), Gerard Heerebout, Marco Faasse, Herman Nijhuis en Freddy van Nieulande voor het verstrekken van informatie en foto’s. En Inge en Rykel de Bruyne voor hun commentaar op en verbetering van mijn ingekorte tekst op het gelijknamige NatureToday-bericht.

Rectificatie
In een publicatie in Basteria (Faasse et al., 2019) blijkt de gefotografeerde tweekleppige in dit bericht niet de Glanzende dunschaal, Abra nitida te zijn, maar de Vensterglasschelp, Theora lubrica, een exoot uit het westelijk deel van de Stille Oceaan.

Literatuur en internet
Dit bericht is herzien op 9-4-2019.