27 December 2019

Grijze zeevinger - Alcyonidium condylocinereum - inheems gevonden in de Oosterschelde

  fig. 1  Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum. Groep 1. Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 12-12-2019.

An English version of this post is under construction

Begin dit jaar fotografeerde mijn duikbuddy Ruud Versijde bij Anna Jacobapolder een organisme dat onderwater op een spons leek, maar bij nadere beschouwing een soort Zeevinger, een mosdiertje, moest zijn (fig. 2). Er kwamen twee soorten Zeevinger in aanmerking, dus ben ik het dier nog een paar keer onderwater gaan bekijken en fotograferen. Na determinatie door expert Hans De Blauwe, blijkt het om de Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum te gaan.

fig. 2  Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum. Groep 1. Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 28-2-2019. 
Foto: Ruud Versijde.

Mosdiertje?
Als het woord mosdiertje valt, wordt al snel gevraagd waar die dieren thuis horen en waar ze op lijken. Ze horen nergens bij, maar vormen een aparte stam binnen het dierenrijk: de Bryozoa. De vorm van deze kolonievormende dieren is nogal variabel. Van een één laag dunne korst, struikjes, bladvorm tot de gelobde of vingervormige takken van Grijze zeevinger. Verwarring met sponzen, kolonievormende zakpijpen en bijvoorbeeld Dodemansduim, Alcyonium digitatum, is niet vreemd. Maar met het blote oog en zeker met een loep kun je bij mosdiertjes een onderscheidende honingraatachtige structuur zien, opgebouwd uit de randen van de individuele diertjes, de zoïden (fig.  3 & 9).

  fig. 3  De individuele diertjes, de zoïden van de Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum zijn goed te zien; 
ze vormen een honingraatachtige structuur. Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 24-7-2019 (in vitro 25-7-2019).

Veel mosdiersoorten zijn klein en onopvallend en tussen sponzen, zakpijpen en zeewieren makkelijk over het hoofd te zien. Dat is bij deze soort en zeker bij de gevonden exemplaren niet het geval. Het gaat om twee aparte groepen met kleine en grote kolonies (fig. 1 & 4). Beide groepen strekken zich uit over een strook van circa 40 cm en de grootste exemplaren zijn zo’n 20 cm lang.

fig. 4  Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum. Groep 2. Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 12-12-2019.

Grijze of Bruine zeevinger?
Met het prachtige determinatieboek 'Mosdiertjes van de zuidelijke bocht van de Noordzee' kun je deze dieren op naam brengen. In veel gevallen heb je een microscoop en enige kennis of anders veel geduld nodig om je er in te verdiepen. Voor determinatie werd Hans De Blauwe, auteur van het genoemde boek, geraadpleegd en bleek het Grijze zeevinger te zijn.

 fig. 5  De uitgestrekte 'polypiden' van de Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum veroorzaken de honingkleur. 
Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 24-7-2019.

Hoewel er meer soorten Zeevinger van onze kust bekend zijn, zijn er zo op het oog twee soorten die voor de gevonden mosdiertjes in aanmerking komen en die redelijk op elkaar lijken: Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum en Bruine zeevinger, Alcyonidium diaphanum (fig. 6 & 7).

Kenmerkend voor Grijze zeevinger is dat er eerst een uitgebreide korst gevormd wordt die - kenmerkend - gemakkelijk van het substraat afpelt. Daarna worden opgerichte cilindrisch geknobbelde koloniedelen gevormd. De Bruine zeevinger daarentegen heeft een kleine korst als aanhechting en de lange opgerichte koloniedelen zijn onderaan ingesnoerd (De Blauwe, 2009).

fig. 6  Bruine zeevinger, Alcyonidium diaphanumPorthkerris, United Kingdom, 29-5-2018.

fig. 7  Bruine zeevinger, Alcyonidium diaphanum met uitgestrekte 'polypiden'. Porthkerris, United Kingdom, 29-5-2018.

In de zoïden (dus de individuele diertjes waaruit de kolonie is opgebouwd)(fig. 3 & 9) zit een zogenaamde polypide (fig. 8), bestaande uit o.a. de tentakelkrans, spijsverteringskanaal en spieren. De polypide van de Grijze zeevinger heeft minimaal 16 tentakels en die van de Bruine zeevinger maximaal 16 (De Blauwe, 2009). Met enige moeite kon ik op een foto 17 tentakels tellen (fig. 8). Een verdere beschrijving van Grijze en Bruine zeevinger kun je vinden in het al genoemde boek (De Blauwe, 2009).

  fig. 8  Met enige moeite zijn 17 tentakels te tellen van één enkel diertje van de Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereumAnna Jacobapolder, Oosterschelde, 24-7-2019 (in vitro 25-7-2019).

Kleur
De gevonden Grijze zeevingers zien er op afstand deels beige, deels grijs uit, maar blijken van dichtbij vooral beigegrijs en honingkleurig. De honingkleur wordt veroorzaakt door de inwendige organen onder de tentakelkrans, die zichtbaar zijn buiten het kolonie-oppervlak bij uitgestulpte tentakelkransen (fig. 8). Het oppervlak van de zoïden zelf is grijs (fig. 3 & 9).

 fig. 9  De polypide (pijl) zit opgesloten in de zoïde. Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum. 
Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 24-7-2019 (in vitro 25-7-2019).

Ontwikkeling
Als je meerdere keren naar hetzelfde dier gaat duiken en het fotografeert, kun je meteen de ontwikkeling van het dier zien. Zoals bij groep 1: op fig. 1 is goed te zien dat een paar kolonies duidelijk veel langer zijn geworden in vergelijking met fig. 2. Groep 2 (fig. 4) zag ik pas onlangs en ik heb daarvan dus geen andere stadia kunnen fotograferen.

 fig. 10  Grijze zeevinger, Alcyonidium condylocinereum. Anna Jacobapolder, Oosterschelde, 24-7-2019.

Voorkomen
In de Noordzee en het Kanaal moet het dier vrij algemeen zijn, want Grijze zeevinger wordt regelmatig  als aanspoelsel gemeld van de Nederlandse en Belgische kust bij de Strandwerkgemeenschap, ANEMOONWaarneming.nl en Observations.be.

Toen ik dit bericht schreef voor NatureToday, verkeerde ik in de veronderstelling dat het dier in Nederland niet eerder inheems was gevonden, althans dat dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Dat blijkt niet juist! Zie de rectificatie onder de volgende alinea (de tekst van de volgende alinea is de originele tekst).

Bij Westkapelle zijn door Marco Faasse vóór 2002 twee kleine kolonies gevonden (klik hier), die sterk leken op Grijze zeevinger. Daarnaast zijn door duikers bij ANEMOON meldingen gedaan van de Doorschijnende zeevinger, Alcyonidium gelatinosum op een paar plaatsen in de Oosterschelde (*) en de Noordzee (*)(fig. 11). Ook dat zouden exemplaren van de Grijze zeevinger kunnen zijn; de Grijze zeevinger is namelijk pas in 2004 als soort beschreven door Porter. In Faasse & De Blauwe (2004) vind je op pagina 20 en 23 een uitgebreide toelichting over Nederlandse naamgeving en vondsten. In ieder geval is de soort nu met zekerheid als inheems te bestempelen en te bewonderen!

Rectificatie d.d 8-1-2020: Rob Dekker blijkt de Grijze zeevinger al eerder - in ieder geval vanaf 2013 - regelmatig in de Waddenzee te hebben gevonden. Aanvullende informatie moet ik daarover nog krijgen en wordt nog in fig. 11 opgenomen.

fig. 11  Bij ANEMOON gemelde vondsten van Doorschijnende zeevinger, Alcyonidium gelatinosum.

De Grijze zeevinger is in België als inheemse soort bekend van het getijdengebied van Koksijde en Nieuwpoort. Zie een bericht daarover op NatureToday (klik hier).

In het Nederlands Soortenregister wordt Grijze zeevinger als exoot bestempeld (in de zin als ‘door de mens geïntroduceerd’). Waar dat op is gebaseerd, is niet duidelijk. Het gedocumenteerde verspreidingsgebied zoals in WoRMS is weergegeven, ligt met name rond Ierland. Natuurlijke verspreiding lijkt dan net zo voor de hand te liggen.

fig. 12  Bleke plooislak, Goniodoris nodosa, één van de predatoren van Grijze zeevinger
Anna Friso, Oosterschelde, 4-2-2017 (in vitro 6-2-2017).

Predatie
Van twee soorten zeenaaktslakken is bekend dat die Grijze zeevinger op het menu hebben staan: de Bleke plooislak, Goniodoris nodosa (fig. 12) en de Egelslak, Acanthodoris pilosa (klik hier voor foto's en informatie over de Egelslak). De Blauwe (2004) meldt daarover dat hij bij Koksijde op deze soort minstens tien Egelslakken vond! Ik heb nog geen prooidieren op de Grijze zeevingers gevonden.

Dank
Met dank aan Ruud Versijde voor het delen van zijn vondst, Hans De Blauwe voor de determinatie en Hans en Marco Faasse voor het verstrekken van informatie en voor het nalezen van de tekst van het NatureToday bericht dat samen met dit blogbericht werd gepubliceerd. Tevens wil ik Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON en Rien de Ruijter, Strandwerkgemeenschap, bedanken voor hun naspeuringen naar vondsten van een aantal soorten Zeevinger.


Literatuur & websites/weblinks
  • Blauwe, H. De, 2004. De zeevingers Alcyonidium condylocinereum Porter, 2004 en Alcyonidium diaphanum (Hudson, 1778) (Bryozoa: Ctenostomatida) aan de Belgische kust. De Strandvlo 24(2): 74-77. 
  • Blauwe, H. De, 2009. Mosdiertjes van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee: Determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituut voor de Zee, Oostende. ISBN 9789081290036.
  • Blauwe, H. De, 2013. Historisch laag tij legt bijzondere beesten bloot. NatureToday. Klik hier
  • Bryozoa of the British Isles: http://britishbryozoans.myspecies.info/content/alcyonidium-condylocinereum-0
  • Faasse, M.A. & H. De Blauwe, 2004. Faunistisch overzicht van de mariene mosdiertjes van Nederland (Bryozoa: Stenolaemata, Gymnolaemata). Nederlandse Faunistische Mededelingen 21: 17-54. Klik hier voor een PDF.  
  • Nederlands soortenregister. Klik hier.  
  • Otten, M.J., 2018. Thorny doris - Acanthodoris pilosa - and the advantages of a waterproof compact camera. Micks Marine Biology. Klik hier.
  • Porter, J.S., 2004. Morphological and genetic characteristics of erect subtidal species of Alcyonidium (Ctenostomata: Bryozoa). Journal of the Marine Biological Association of the UK. 84(1): 243-252. Klik hier voor een PDF.
  • WoRMS. Klik hier.